‘In het blauwe zwerk is er geen SARS-COV2’. Oud-leerling en F16-piloot bij Defensie Kris Van de Putte neemt ons mee in de wolken.

Nvdr: deze tekst werd geschreven midden mei. De tekst van Kris moest nagelezen en goedgekeurd worden door Defensie. Intussen nam de redactie een welverdiende vakantie. We zijn verheugd de tekst van Kris toch nog te kunnen en mogen brengen.

Het lijkt ondertussen al een eeuwigheid geleden, maar mijn COVID-19 verhaal begon met een complete stop van alle vliegactiviteiten op mijn basis, ergens in april. Opgelijnd met ‘de shutdown’ werden (bijna) alle militairen in thuis-quarantaine geplaatst om zo de initiële verspreiding te stoppen. Defensie zou geen echte overheidsinstelling zijn als thuis zitten geen extra werk met zich zou meebrengen. Al snel werd de extra tijd gebruikt om elkaar te bestoken met e-mails, PowerPoints en onvolledige Excel-rekenbladen. Eindeloze Skype-meetings werden georganiseerd om de impact op onze operationaliteit en eventuele heropstartscenario’s te evalueren, revalueren en, om zeker te zijn, nog eens te revalueren. Nadien moest, uiteraard, het evaluatieproces geëvalueerd worden. Kortom, ik bleef bezig met semi-nutteloos werk vanuit mijn eigen versterkte burcht.

‘Waarom, o god waarom, moet dat steeds op het tapijt gebeuren? Kortom, telewerken, het liep niet altijd van een leien kakje…euh…dakje.’

            Een nieuwe dimensie in het thuiswerken was de combinatie met het gezin, zoals zo veel mensen kon ik ondervinden dat het niet zo eenvoudig was om de juiste ‘flow’ te vinden. Mijn gezin telt twee kleine rakkers van 3 en 2 jaar en, zoals mensen met jonge kinderen kunnen bevestigen, vragen die toch een bovengemiddeld niveau van aandacht. Bovendien zijn ze immuun voor oneliners zoals: ‘nu even niet, ik zit in een virtuele meeting’, ‘Papa moet nog even deze email afwerken’ en ‘nee, je mag niet meetikken op dit klavier.’ Meerdere malen moest ik antwoorden aan verwarde collega’s wat ik bedoelde in mijn e-mail met enkel het woord ‘dsnflnfbakbnskf’. Je kan het de kleintjes niet kwalijk nemen.

Toegegeven, ik stuurde ‘mixed signals’ uit door soms in mijn pyjama aan de keukentafel een belangrijke teleconferentie uit te voeren. Ik ben zeker dat ik niet de enige ben! Er is trouwens veel begrip onder collega’s, waarbij de meeste ook op hun kinderen passen terwijl ze trachten productief e-mails te genereren. Niemand bekeek mij dus scheef toen mijn jongste zoontje, die aan zijn potjestraining bezig is, in zijn blote poep mijn bureau binnenwandelde en ik de Skype-meeting in allerijl moest verlaten. Iedereen die deze fase al eens doorliep weet dat je dan als ouder extreem snel moet handelen om een ramp te vermijden. Dit is niet het moment om gewoon even de Roomba erop uit te sturen. Trouwens, terwijl ik dit schrijf ontrolt er zich een nieuwe episode in de saga met als titel: ‘papa, oei, ik ben te laat’. Waarom, o god waarom, moet dat steeds op het tapijt gebeuren? Kortom, telewerken, het liep niet altijd van een leien kakje…euh…dakje.

            De ‘lockdown’ duurde slechts enkele weken en 349 e-mails later was de heropstart een feit. Mijn organisatie was het zichzelf verplicht om dat met de nodige stalinistische maatregelen te doen. Elke maatregel kwam tot stand door middel van, u kan het al raden, een Skype-meeting aan het eind van een e-mail ketting waarin het een sport is om zo veel mogelijk mensen in de CC lijn toe te voegen. Mijn persoonlijke record is 134.

Het was in het begin een beetje onwennig om elkaar te begroeten vanop anderhalve meter en te proberen iemands non-verbale communicatie te ontcijferen, wanneer die is verborgen onder een chirurgisch mondmaskertje. Maar langzaamaan past iedereen zich aan de nieuwe realiteit aan, vermoedelijk zullen we dit nog een tijdje moeten volhouden. Bovendien zijn er ook voordelen aan de nieuwe situatie: ik weet bijvoorbeeld zeker dat meer mensen een strikter schema in hun mondhygiëne toepassen, nu ze door het mondmasker meer met hun eigen adem geconfronteerd worden.

Deze week schakelden we over van de wegwerp-chirurgische maskers naar een herbruikbaar exemplaar. Iemand binnen defensie heeft ergens tijdens de telewerkperiode besloten dat deze best uit een soort van parachutestof vervaardigd worden. Zonder al te technisch te willen zijn: een belangrijke eigenschap van parachutestof is dat er weinig lucht door stroomt. Dat maakt de maskers extreem efficiënt bij het opvangen van SARS-COV-2 deeltjes, maar iets minder praktisch voor een banale functie zoals ademen. Het is hilarisch om een collega te zien, met wijde pupillen, terwijl hij hevig probeert in te ademen en eruitziet als een scène uit de film ‘The Mummy’ waar een grijs mondmasker de vorm van de binnenkant van zijn mond aanneemt. De maskers zijn ook aanpasbaar door middel van zo’n fragiel bolletje met een veertje in. One-size-fits-all, maar de sluiting heeft al eens de neiging om onverwacht open te springen. Hopelijk moeten we nooit een rapport schrijven over het afgelasten van een vlucht, omdat een piloot zo’n projectiel in zijn oog kreeg. Ook een leuke om aan te geven bij de verzekering: permanente schade door mondmaskersluitingprojectiel.

De eerste vluchten verliepen eerst nog wat moeizaam: het was enorm aanpassen om alle nieuwe regeltjes te combineren met de reeds bestaande regels (en dat waren er al zo veel). In de lucht bleek, gelukkig, alles nog hetzelfde te werken. Zal ik trouwens snel even de werking van een F16 uitleggen? Geen paniek, ik hou het eenvoudig. Als je de hendel in je linkerhand vooruitduwt, ga je sneller, als je hem naar achter trekt ga je trager. De hendel in je rechterhand werkt een beetje anders: duwen maakt de huisjes en bomen groter, bij trekken worden die kleiner (tenzij je blijft trekken tot al de huisjes ondersteboven staan, want dan worden ze erna terug groter… en snel). Als je die hendel zijwaarts duwt, krijg je het volgende effect: huisjes onder, huisjes boven, huisjes onder, huisjes boven, tot je ermee stopt. Dan heb je nog twee pedalen waar spinnenwebben aan groeien, want die gebruikt niemand. Naast die twee hendels en de pedalen zijn er nog een boel knopjes die rare namen kregen van de ingenieurs. De knopjes waarvan ze liever hebben dat de piloot er niet aan zit te prutsen, kregen een rood kleurtje. Voilà, aan mijn uitleg kan je duidelijk zien dat ik een instructeur ben. Alle gekheid op een stokje: we hadden redelijk wat inhaalwerk te doen, want vliegen is een vaardigheid die je verliest wanneer je het niet regelmatig doet. Elkaar gesimuleerd proberen neer te halen is dan nog een pak moeilijker en daarin een degelijk niveau halen, kan je enkel maar door regelmatig te gaan trainen.

Het Belgische luchtruim is doorgaans een van de drukste van de wereld: militaire vluchten hebben weinig voorrang. Vanuit Kleine Brogel (noord Limburg) naar de oefenzones boven de Ardennen vliegen, dwars door de aanvliegroutes van Zaventem en Charleroi, vraagt dan ook veel coördinatie doorgaans. Daarom was het zo speciaal om tijdens deze crisis in een nagenoeg leeg luchtruim rond te vliegen. Het radarscherm bleef zo leeg dat je twijfels kreeg of het wel nog goed werkte en de radiocommunicatie waar er normaal bijna elke seconde iemand een bericht verzond, was nu slechts een zacht geruis. Ik kan enkel maar vermoeden dat er een zacht geruis was, want het gebulder in mijn cockpit bedraagt 120 decibel. Ondertussen zijn we al terug naar een drukker luchtruim geëvolueerd en dat zal wellicht enkel nog maar toenemen.

Maar wat mis ik nu het meest, in deze rare tijden? Wel, dat is het sociaal contact met collega’s. Snel een praatje slaan aan de koffiemachine ’s morgens. ’s Avonds, voor het huiswaarts keren, de gebeurtenissen overlopen bij een fris pintje. Dat kan nu even niet en dat is bijzonder jammer. We zijn namelijk niet zomaar collega’s op de vliegbasis: je leven ligt letterlijk in de handen van je medewerkers wanneer je aan 1000km/u, op 1 meter afstand, naast elkaar vliegt. Het bouwen van zo’n vertrouwen kan je niet met het houden van anderhalve meter en gelaatsuitdrukkingen die achter een maskertje verscholen gaan. Voor ik in mijn raket stap en 1000 liter vloeibare dinosaurus omzet in kinetische energie, schud ik toch graag even de hand van de hoofdtechnieker die het laatste moertje heeft vastgedraaid. En hij/zij mijn hand na de vlucht (op voorwaarde natuurlijk dat ik het vliegtuig niet kapot heb gemaakt).

Nee, in de lucht is er geen virus, maar het mag op de grond wel snel gaan verdwijnen.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag